Nieuws
Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen leidt tot inkomen onder sociaal minimum in 25% van de gevallen
Zelfstandigen verzekeren zich steeds minder vaak voor arbeidsongeschiktheid. Dat maakt ze kwetsbaarder dan werkenden in loondienst; een kwart komt onder het sociaal minimum terecht bij arbeidsongeschiktheid. Maar dit betekent niet automatisch dat een verzekering noodzakelijk of wenselijk is, stelt het Centraal Planbureau (CPB). Het kan ook zijn dat werknemers te veel verzekerd zijn.
Met de snelle toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) is de verzekering voor arbeidsongeschiktheid een heikel punt geworden. Inkomensverlies uit ziekte en werkloosheid kunnen zzp'ers veelal zelf overbruggen. Maar dat geldt niet voor blijvend verlies van het inkomen wegens volledige arbeidsongeschiktheid. Reden voor onder meer het CDA om te pleiten voor een collectieve en verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) voor zzp'ers.
Uit 'Zelfstandigen en arbeidsongeschiktheid', een zogeheten CPB Policy Brief die deze maandag verschijnt, blijkt dat zelfstandigen minder vaak zijn verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Van alle circa 1,1 miljoen zelfstandigen, zowel zzp'ers als zelfstandigen met personeel en directeuren-grootaandeelhouders, heeft een kwart een vrijwillige aov afgesloten. Naarmate het inkomen hoger is, gebeurt dat vaker. Voor werkenden in loondienst is de aov verplicht, in de vorm van de WIA.
Het gebruikelijke patroon was dat van de startende zelfstandigen een klein deel een aov afsloot. In de daarop volgende jaren besloot een iets groter deel zich alsnog te verzekeren. Maar het aandeel zelfstandigen dat zich vanaf de start verzekert, is teruggelopen. En ook in de jaren daarna gaan minder zelfstandigen ertoe over een verzekering af te sluiten. In 2008 sloot 13% van de beginnende zelfstandige een aov af, in 2013 was dat 7%.
Al dan niet verzekerd zijn leidt tot de discussie of er op de arbeidsmarkt sprake is van oneigenlijke concurrentie, omdat zzp'ers zonder verzekering goedkoper zijn dan werknemers. Ook rijst de vraag of het huidige stelsel van sociale zekerheid houdbaar is als duurdere werknemers verdrongen worden door goedkopere zzp'ers. Daar komt bij dat onverzekerde zzp'ers die arbeidsongeschikt raken en zelf onvoldoende financiële buffers hebben, in de bijstand terecht kunnen komen. De maatschappij draagt dan de kosten van het niet-verzekerd zijn.
Het CPB laat zien dat bijna driekwart zelfstandigen in Nederland voldoende inkomsten behoudt om uit de bijstand te blijven als zij arbeidsongeschikt raken. Bijna de helft behoudt een inkomen dat op of boven het niveau van de WIA ligt. Zij zijn vrijwillig verzekerd, hebben een werkende partner, bezitten vermogen of werkten tevens in loondienst. Voor een kwart wacht de bijstand, wat betekent dat zij eerst hun vermogen moeten opeten en dat het partnerinkomen afgetrokken wordt van de uitkering.
Voor wie op de bijstand is aangewezen, levert een verplichte collectieve aov op bijstandsniveau niets extra's op. Onverzekerde zelfstandigen die zich wel zelf kunnen bedruipen, zien hun inkomen stijgen door zo'n aov. De vraag is of zij de te betalen premie hiertegen op vinden wegen.
Gemiddeld hebben zelfstandigen die volledig arbeidsongeschikt raken zonder verzekering een buffer die tot een netto jaarinkomen leidt van € 22.000, berekent het CPB. Voor de gemiddelde werknemer in dezelfde situatie bedraagt dit inkomen door de WIA-uitkering € 33.000. De politieke vraag die het CPB opwerpt maar als onafhankelijke onderzoeksinstelling onbeantwoord laat, is of het inkomen van de zelfstandigen omhoog moet door een verplichte verzekering of dat het verzekerde inkomen van de werknemer omlaag kan.