Nieuws
Slepende AOV Verzekerings kwestie terug naar Hof
Het Gerechtshof Den Haag zal zich opnieuw moeten gaan buigen over een spelend geschil over een arbeidsongeschiktheidsverzekering tussen Delta Lloyd en een van haar verzekerden. De Hoge Raad vernietigde eind vorige week een uitspraak van het Hof Amsterdam in de kwestie. Het geschil draait om de vraag of Delta Lloyd zich terecht beriep op haar positie als ‘redelijk handelende’ verzekeraar toen ze de uitkering aan de man staakte en de verzekering opzegde.
Slepende AO-kwestie terug naar Hof. Wat is een redelijk handelende verzekeraar?
Wat in de kwestie niet ter discussie staat is dat de verzekerde, een zelfstandig elektromonteur, de precontractuele meldingsplicht heeft overtreden. Begin 2007 sluit de man een AOV bij Delta Lloyd. Bij de gezondheidsverklaring geeft hij aan eind 2001/begin 2002 behandeld te zijn voor klachten aan zijn rechterknie. Daarvoor wordt op het polisblad een beperkte clausule opgenomen.
Linkerknie/rechterknie
In augustus 2007 doet de man een schademelding voor klachten aan zijn linkerknie na een val van de trap. Delta Lloyd doet onderzoek waaruit blijkt dat de man al eerder ook aan deze knie is behandeld in 2002 en 2005. Na toevoeging van de linkerknie als beperkende clausule wordt de verzekering desalniettemin toch voortgezet.
Lijvig ziektedossier
Amper twee jaar later doet de verzekerde weer een schademelding. Hij kampt nu met zeer ernstige hoofdpijn en zeer ernstige pijn achter de schouderbladen. Delta Lloyd keurt de man voor 100% af en gaat over tot uitkering. Uit onderzoek blijkt echter dat de man ook bij zijn nieuwe klachten niet heeft heeft voldaan de precontractuele meldingsplicht. Niet alleen heeft de hij in 1976 de ziekte ITP gehad, een jaar later brak hij zijn hand. In 1986 en 1995 kreeg hij een zenuwomlegging in zijn linkerarm en tussen 1984 en 1993 waren er hoofdpijnklachten. Buiten die knieklachten die al eerder boven water kwamen werd de gewezen elektromonteur in 1992 ook nog geopereerd aan zijn borstbeen.
Individuele acceptatiecriteria
Delta Lloyd zegt de verzekering per 9 juli 2010 op en kondigt aan de reeds uitgekeerde bedragen terug te gaan vorderen. Zowel de rechtbank als het Gerechtshof Amsterdam geven de verzekeraar hierin gelijk. Niet alleen staat volgens de rechter en de raadsheren vast dat de verzekerde zijn precontractuele meldingsplicht heeft geschonden, ook stond het Delta Lloyd daarbij vrij om de verzekering op te zeggen door te stellen dat zij de man met de juiste kennis van zaken nooit zou hebben verzekerd. Het Hof Amsterdam baseerde zich bij die stellingname niet alleen op de individuele acceptatiecriteria van Delta Lloyd maar ook op het principe van de redelijke handelende verzekeraar, zoals onder meer geformuleerd in het zogeheten Wilhelmina-arrest.
Redelijk handelend
Volgens de Hoge Raad heeft heeft het Hof Amsterdam de laatste troefkaart echter niet juist in stelling gebracht. Het hoogste rechtscollege wijst op de parlementaire behandeling van art. 7:928 BW waarin de toenmalige minister aangeeft dat een verzekeraar alleen af kan wijken van het ‘redelijk handelend’ principe als deze heeft aangetoond dat de verzekerde wist/of had moeten begrijpen waaruit dat andere beleid bestond.
Onjuiste rechtsopvatting
Volgens de Hoge Raad heeft Delta Lloyd daar niet aan voldaan. De verzekeraar baseerde zich volgens het rechtscollege in de eerste plaats op de eigen acceptatiecriteria en maakte niet duidelijk op grond waarvan dit beleid van een redelijk handelend verzekeraar zou zijn. “Het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door bij de beoordeling van het beroep van Delta Lloyd op verzwijging het individuele acceptatiebeleid van Delta Lloyd tot uitgangspunt te nemen en dat, naar het kennelijk heeft gedaan, op redelijkheid te beoordelen, en niet als maatstaf aan te leggen wat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken zou hebben gedaan.”
Gevraagde informatie
De Hoge Raad vervolgt: “Uit deze overweging volgt wel dat [eiser] wist of moest begrijpen dat de beslissing van Delta Lloyd of, en zo ja, op welke voorwaarden, zij de verzekering zou willen sluiten, van de gevraagde informatie kon afhangen. Daaruit volgt echter niet dat [eiser] ook wist of moest begrijpen welke gevolgen Delta Lloyd binnen haar acceptatiebeleid aan deze informatie zou verbinden.”