Nieuws
AOV verzekering en mededelingsplicht Kifid Uitspraak
De Commissie van Beroep van Kifid concludeert dat de verzekeraar te laat was met het wijzen op de niet-nakoming van de mededelingsplicht en de verzekering dus niet mocht beëindigen. De consument heeft alsnog recht op een aov-uitkering vanaf 5 maart 2012; de eerdere uitkeringstermijnen zijn verjaard.
Sinds medio 2004 heeft consument een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) bij Interpolis. In het najaar van 2006 doet de consument een beroep op zijn aov vanwege overspannenheid. Hij ontvangt van de verzekeraar voorlopige uitkeringen, in afwachting van arbeidskundig onderzoek.
In juni 2007 zegt de verzekeraar de verzekering per direct op en beëindigt de uitkering. Hiervoor zijn twee redenen: (1) de consument zou bij het aangaan van de verzekering de gezondheidsverklaring niet naar waarheid hebben ingevuld en (2) de consument heeft ondanks herhaald verzoek geen machtiging gegeven voor het opvragen van informatiebij de psycholoog, die hem voor de ingangsdatum van de verzekering zou hebben behandeld.
De consument is het hier niet mee eens en beklaagt zich in 2007 zonder succes bij de verzekeraar. In 2011 wordt de consument arbeidsongeschikt en in 2015 doet hij bij de verzekeraar opnieuw een beroep op zijn aov. De verzekeraar beschouwt de verzekering als beëindigd sinds eind juli 2007 en komt daar niet op terug. De consument heeft zijn klacht vervolgens ingediend bij Kifid.
Ontdekking niet-nakomen mededelingsplicht psychische klachten
Een van de vragen waarover de Commissie van Beroep moet oordelen is of de verzekeraar binnen de wettelijke termijn van twee maanden na ontdekking de consument heeft gewezen op de gevolgen van het niet-nakomen van de mededelingsplicht.
De verzekeraar is van mening dat hij zich aan de twee maanden heeft gehouden. De huisarts had op 13 maart 2007 gezondheidsinformatie aan de verzekeraar toegestuurd. De verzekeraar vermoedde op basis van de van de huisarts ontvangen gezondheidsinformatie op 13 maart 2007 dat de consument bij het aangaan van de verzekering vragen over zijn psychische klachten onjuist had beantwoord; de verzekeraar wilde dat nader onderzoeken.
De Commissie van Beroep oordeelt dat de verzekeraar met de informatie van de huisarts voldoende zekerheid had dat de consument niet had voldaan aan zijn mededelingsplicht. De verzekeraar had de gevolgen van het niet voldoen aan de mededelingsplicht inzake de psychische klachten tegenover de consument uiterlijk op 13 mei 2007 moeten melden, maar hij heeft dit pas op 14 juni 2007 gedaan.
Dat is te laat.Nu vast staat dat de verzekeraar de consument te laat heeft gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de mededelingsplicht inzake psychische klachten, is het voor het vaststellen van het recht op uitkering niet meer van belang hoe de consument de vragen over de psychische klachten in de gezondheidsverklaring heeft ingevuld.
De verzekeraar kan de gevolgen van het niet nakomen van de mededelingsplicht niet doen gelden. Het betekent ook dat de verzekeraar de consument niet meer kon verplichten om een machtiging te geven voor het opvragen van informatie over de behandeling bij een psycholoog voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering. En de verzekeraar kan de verzekering evenmin definitief beëindigen vanwege het niet verstrekken van de machtiging.
Niet-nakomen mededelingsplicht maagklachten
De verzekeraar stelt dat de consument bij het aangaan van de verzekering niet heeft gemeld dat hij maagklachten had. De verzekeraar heeft binnen twee maanden na ontdekking van die verzwijging de verzekering beëindigd. Hierover oordeelt de Commissie van Beroep dat van belang is om te weten of de verzekeraar, als hij op de hoogte was geweest van de maagklachten, ofwel geen verzekering ofwel een aangepaste verzekering had gesloten met de consument.
Het antwoord op deze vraag is relevant omdat de verzekeraar de verzekering alleen had kunnen beëindigen als hij de verzekering niet zou hebben gesloten wanneer hij destijds op de hoogte was geweest van de maagklachten. De verzekeraar heeft in de beroepsprocedure niet duidelijk gemaakt, wat hij zou hebben gedaan als hij juist was geïnformeerd over de maagklachten.
De Commissie van Beroep kan daarom niet vaststellen of voldaan is aan de voorwaarden voor een geldige opzegging van de verzekering. De Commissie van Beroep kan niet anders dan concluderen dat de verzekeraar de verzekering ten onrechte heeft opgezegd. Dit betekent dat de consument het recht op aov-uitkering behoudt.
Verjaring uitkeringstermijnen
De verzekeraar beroept zich tevergeefs op verjaring van de volledige vordering. De Commissie van Beroep oordeelt dat wanneer een verzekerde aanspraak kan maken op periodieke uitkeringen uit een aov, voor elke afzonderlijke termijn een vorderingsrecht geldt. Een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 september 2020 is voor de Commissie van Beroep geen reden om anders te oordelen. Voor iedere uitkeringstermijn begint de verjaring te lopen op het moment dat de termijn opeisbaar is.
En er geldt telkens een verjaringstermijn van drie jaar. In deze klachtzaak concludeert de Commissie van Beroep dat toen de consument op 5 maart 2015 opnieuw aanspraak maakte op zijn aov, de termijnen tot drie jaar daarvoor nog niet waren verjaard. Met andere woorden: de consument heeft nog recht op uitkeringstermijnen vanaf 5 maart 2012.
De verzekeraar moet daarbij uitgaan van de gezondheidstoestand van de consument zoals vastgesteld voordat hij de uitkeringen heeft beëindigd. De uitkeringstermijnen voor 5 maart 2012 zijn verjaard, zo blijkt uit de uitspraak.
Tot slot
Nu de arbeidsongeschiktheidsverzekering nog bestaat, mag de verzekeraar voor toekomstige uitkeringstermijnen van de consument verlangen om mee te werken aan medisch onderzoek. En als de verzekeraar hiervoor van de consument een machtiging vraagt om de actuele gezondheidstoestand van de consument vast te stellen, dan zal de consument daar in lijn met de verzekeringsvoorwaarden aan mee moeten werken.
Na juli 2017 heeft de verzekeraar geen premies meer geïnd. Nu de verzekering heeft voorbestaan, mag de verzekeraar de nog verschuldigde premies voor zover ze niet zijn verjaard, alsnog bij de consument in rekening brengen.
De uitspraak CvB 2021-0001B en tussenuitspraak CvB 2021-0001A in deze klacht van een consument tegen Interpolis, onderdeel van Achmea Schadeverzekeringen, zijn bindend en komen in de plaats van uitspraak GC 2020-196.