Verplichte AOV verzekering of Basis verzekering in 2020 als oude WAZ 2004?
Op 1 januari 1998 is de Wet Arbeidsongeschiktheid voor Zelfstandigen (WAZ) is in werking getreden. De totstandkoming van de WAZ vloeide voort uit de intrekking van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) die in 1976 was geïntroduceerd.
Deze volksverzekering bood niet alleen werknemers, maar ook aan zelfstandigen en jonggehandicapten een dekking tegen inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Intrekking van de AAW was nodig geworden door de invoering van de Wet Premiedifferentiatie en Marktwerking bij Arbeidsongeschiktheid (Pemba) die een nieuwe financieringsbasis voor de WAO voorschreef. Pemba kon alleen werken als WAO-uitkeringen afzonderlijk gefinancierd werden en niet, zoals vanaf 1976 het geval was, deels uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, dat met AAW-premies gevuld werd, en deels uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds, dat gevoed werd door de WAO-premie. Afzonderlijke financiering van de WAO, betekende dat ook voor zelfstandigen (en voor jonggehandicapten) een afzonderlijke regeling gecreëerd zou moeten worden. Door de invoering van Pemba werden alle arbeidsongeschiktheidslasten naar de werkgever overgeheveld.
De noodzaak voor een afzonderlijke, wettelijk verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen stond voor de toenmalige regering vast. Daarvoor werden de volgende redenen gegeven
- Het paste bij het streven om de lasten van arbeidsongeschiktheid zoveel mogelijk te leggen bij degenen die de lasten ook genereren. Men wilde dat zelfstandigen hun eigen premielast gingen dragen.
- Men achtte het risico groot dat - bij afwezigheid van een vervangende regeling - de doelgroep zichzelf niet zou gaan verzekeren, omdat zij hun risico om arbeidsongeschikt te worden te laag zouden inschatten. Verzekeraars konden geen betaalbare verzekering garanderen voor alle personen uit de doelgroep
- Met de invoering van de WAZ werd voldaan aan de wens om een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen te behou- den.
De regeling
De WAZ dekte inkomensderving ten gevolge van ongeschiktheid om gang- bare arbeid te verrichten. Het verlies aan inkomen moest minimaal 25% zijn van het (winst)inkomen in het jaar voorafgaand aan arbeidsonge- schiktheid. Bij een incidenteel laag inkomen in het laatste jaar kon men het gemiddelde inkomen in de laatste vijf jaren als grondslag nemen. De WAZ kende een wachttijd van 12 maanden.
Meewerkende partners vielen gratis onder de WAZ-dekking van degene op wiens naam het bedrijf stond. Als de partner arbeidsongeschikt werd kreeg hij/zij een uitkering gebaseerd op het deel van de bedrijfswinst dat aan hem/haar kon worden toegeschreven. Daarnaast dekte de WAZ zowel de zwangerschaps- en bevallingsuitkering als het risico van arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap.
De WAZ was een basisvoorziening met een verplichte premie die afhanke- lijk was van het inkomen of de winst uit onderneming, met een uitkering op minimumniveau. De uitkering bedroeg maximaal 70% van het inkomen met een maximum van € 11.332 per jaar (dit is 70% van het in 2003 gel- dende bruto minimumloon). Als de WAZ-uitkering lager was dan het voor betrokkene geldende sociaal minimum dan had men recht op een toeslag vanwege de Toeslagenwet. Voor het recht op toeslag wordt wel gekeken naar het partnerinkomen maar niet naar het vermogen.
In 2003 bedroeg de premie 8,8% met een ondergrens van € 13.160 en een bovengrens van € 38.118. De franchise (van € 13.160 in 2003) werd ingebouwd om de koopkracht van zelfstandigen met lage inkomens te be- schermen. Bij een inkomen van €30.000 per jaar was de premie € 1.482. De maximum WAZ-premie bedroeg € 2.196 per jaar. Zelfstandigen met hoge inkomens werden gecompenseerd door de fiscale aftrekbaarheid van de WAZ-premie en door ophoging van de zelfstandigenaftrek per 19981. Overigens was een premie van 8,8% hoger dan nodig om de som van uitkeringslasten en uitvoeringskosten te dekken.
De kostendekkende premie zou volgens een UWV-deskundige circa 2 procentpunten lager zijn. Eerst werd de premie te hoog vastgesteld omdat informatie over de heffings- grondslag voor de WAZ ontbrak. Daarna werd het algemene premiebeleid in verband met de EMU-normen ook op de WAZ-premie toegepast. Dit beleid beoogde te komen tot vermogensoverschotten in de sociale verzekeringsfondsen door de sv premies hoger dan kostendekkend vast te stellen. Hierdoor was het mogelijk dat eind 2003 het overschot in het WAZ-fonds circa € 1,2 mld.2 bedroeg (bij € 0,6 mld. aan jaarlijkse lasten). Dat was ruim voldoende om de WAZ-premie voor 2004 op nihil te stellen en een deel van de zogenoemde staartlasten na beëindiging van de WAZ te financieren.
In 1998 betaalde de helft (50,5%) van de 874.000 zelfstandigen WAZ- premie. De overigen waren vrijgesteld van premiebetaling omdat hun in- komen lager was dan het premieplichtige minimum van € 13.160. Van de premiebetalende zelfstandigen betaalde 18,3% de maximumpremie en 31,2% betaalde een premie die afhing van het inkomen (SZW, 2003).
Naast de WAZ had meer dan de helft van de ondernemers een aanvullende particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Zelfstandigen kozen voor een dergelijke aanvulling om zich te verzekeren tegen de risico,s die niet gedekt werd door de WAZ, zoals het eerste jaar van ziekte, derving van het inkomen boven het minimumloon en risico's die onder een ruimer begrip arbeidsongeschiktheid vallen dan dat van de WAZ.
De WAZ-populatie
Het instroompercentage in de WAZ in 2003 bedroeg 0,8% van het WAZ- verzekerde populatie. Met andere woorden, in 2003 werden ongeveer 7.000 zelfstandigen (geheel of gedeeltelijk) arbeidsongeschikt verklaard. Het aantal zelfstandigen met een WAZ-uitkering bedroeg in 2003 56.000, oftewel 6,4% van de verzekerde populatie (UWV,2007).
.
De WAZ-ontvangers zijn vaker man en ouder dan de WAO'ers. WAZ-ontvangers zijn iets minder vaak volledig arbeidsongeschikt, hebben vaker bot-, spier-, hart- en vaatziekten als hoofddiagnose en minder vaak psychische klachten.
Leeftijd |
54,4 |
51,5 |
|
Geslacht |
Man |
69% |
58% |
Vrouw |
31% |
42% |
|
Mate van a.o. |
Gedeeltelijk |
38% |
34% |
Volledig |
62% |
66% |
|
Diagnose |
Beweging |
35% |
28% |
Circulatie |
10% |
5% |
|
Psychisch |
19% |
34% |
|
Overig |
36% |
32% |
Bron: UWV Kroniek van de Sociale Verzekeringen 2007
De WAZ na 2004
Ondernemers die voor de afschaffing van de WAZ arbeidsongeschikt waren bleven verzekerd onder de oude regeling. Deze staartlasten vertegen-woordigden een bedrag van ruim € 3,5 mld. Het vermogen van het WAZ- fonds werd overgeheveld naar het Arbeidsongeschiktheidsfonds dat ook de staartverplichting voor zijn rekening nam. Daar stond een overheveling van € 0,5 mld. aan vermogen (van het WAZ-fonds) tegenover.
Zelfstandigen die na 1 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden hebben geen recht meer op een WAZ-uitkering. Na afschaffing van de WAZ hebben alleen zelfstandigen die binnen vijf jaar na het verlaten van de WAZ opnieuw arbeidsongeschikt worden recht op "herleving" van hun WAZ uitkering.