Kifid: zorgplicht reikt verder dan sluiten overeenkomst
Klachteninstituut Kifid wijst adviseurs naar aanleiding van een recente uitspraak op de voortdurende zorgplicht die zij hebben. “Een adviseur heeft niet alleen een zorgplicht voorafgaand aan en bij het afsluiten van een verzekering. Ook gedurende de looptijd van een verzekering moet een adviseur periodiek nagaan of de verzekering nog passend is. En wanneer een adviseur op de hoogte is van feiten, die mogelijk tot aanpassing van de verzekering kunnen leiden, dan kan de adviseur niet stil blijven zitten.”
Kifid: zorgplicht reikt verder dan sluiten overeenkomst
De consument mag van een verzekeringsadviseur gedurende de looptijd van de verzekering een actieve en voortdurende bemoeienis verwachten, benadrukt de geschillencommissie van Kifid. Die oordeelde onlangs dat ABN Amro als adviseur is tekortgeschoten in de zorgplicht. Het ging om een vrouw die een Meegroeiverzekering had gesloten, die later van een KEW-clausule en een overlijdensrisicodekking was voorzien. Na haar overlijden in 2014 volgt er een uitkering, maar die gaat niet naar haar partner: hun minderjarige kind ontvangt de uitkering van een kleine 55.000 euro. “De begunstiging aan het minderjarige kind leidt ertoe dat de uitkering niet met de fiscaalvriendelijke KEW-vrijstelling kan worden gebruikt voor aflossing van de hypotheek.”
Ook aandacht voor overlijden
De echtgenoot beklaagt zich bij Kifid over de advisering door ABN Amro. Er was wel aandacht voor de overlijdensrisicodekking, maar zonder stil te staan bij de begunstiging en het probleem dat zou ontstaan bij voortijdig overlijden, luidt de klacht. De bank stelt dat de klant zelf contact moet zoeken als omstandigheden wijzigen. De geschillencommissie geeft de klant gelijk: “In deze klacht had de adviseur in het adviesgesprek in 2011 niet alleen aandacht moeten hebben voor de situatie ‘bij leven van de partner en de consument’, maar ook voor de situatie die zou ontstaan bij voortijdig overlijden. Logischerwijs zou dan de begunstiging aan de orde zijn gesteld. Het ligt voor de hand dat de partner en de consument de begunstiging zouden hebben aangepast. De bank als adviseur zal het financiële nadeel, dat de consument ondervindt als gevolg van deze tekortkoming, deels moeten vergoeden.”